5. Fraude en slotvragen
Verzekeraars en gevolmachtigden komen voortdurend in aanraking met criminaliteit
Voorbeeld hiervan is verzekeringsfraude. Het niet eerlijk opgeven van informatie bij een aanvraag zien we ook als fraude. Fraude is schadelijk voor de sector, raakt aan de integriteit van het verzekeringsbedrijf en jaagt verzekeraars op hoge kosten. Uiteindelijk betaalt de gehele samenleving hiervoor de rekening. Verzekeraars en gevolmachtigden hebben een verantwoordelijkheid voor het actief voorkomen en bestrijden van criminaliteit. Hiervoor is in 2021 door aangesloten verzekeraars van het Verbond van Verzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland, het Protocol Verzekeraars & Criminaliteit opgesteld. Het Protocol geldt voor deze verzekeraars als bindende zelfregulering. Het Protocol is ook onderdeel van de Voorbeeld Samenwerkingsovereenkomst Volmacht (VSV).
Het morele risico van de verzekerde en de mededelingsplicht De verzekeringsovereenkomst is gebaseerd op wederzijds vertrouwen. De verzekeraar en gevolmachtigden moeten op de antwoorden van de aanvrager kunnen vertrouwen. Een besluit om een verzekering aan te gaan kan alleen worden genomen als de aanvrager de juiste en benodigde informatie verstrekt.
Tot de risicofactoren die van belang zijn bij de beoordeling of een aanvraag wordt geaccepteerd en zo ja, op welke voorwaarden en tegen welke premie, behoort ook het zogenaamde morele risico. Onder moreel risico valt het risico dat iemand niet of minder betrouwbaar is omdat die persoon beseft dat hij een verzekering kan aanvragen of een schadevergoeding kan krijgen en daarbij niet de medewerking geeft die van hem verlangd wordt. Of niet voldoet aan zijn mededelingsplicht. Het morele risico blijkt niet alleen uit iemands strafrechtelijk verleden, maar ook uit informatie over het schadeverleden of een faillissement. De vragen in het aanvraagformulier die meer inzicht geven in het morele risico, worden ook wel slotvragen genoemd, omdat ze aan het einde van de aanvraag gesteld worden.
Volgens de wet heeft de verzekeringnemer de verplichting om voor het sluiten van de overeenkomst alle gevraagde informatie aan de verzekeraar te verstrekken. Deze verplichting is ook te vinden in artikel 7:928 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Nieuwe overeenkomst De mededelingsplicht geldt alleen bij het sluiten van een nieuwe verzekeringsovereenkomst. Het is de vraag in hoeverre bij een tussentijdse wijziging van de verzekering op verzoek van de klant sprake is van het sluiten van een nieuwe overeenkomst. In principe is dit niet het geval. Een wijziging brengt de klant niet in verband met een nieuwe overeenkomst en dus ook niet met zijn mededelingsplicht. Als de verzekeraar het risico opnieuw wil beoordelen kan hij hiervoor een vragenformulier laten invullen. Dan is het voor de klant ook duidelijk wat precies van hem verlangd wordt.
"Het waarborgen van de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager zit vooral in de opvolging, zorgvuldige beoordeling en terugkoppeling aan betrokkenen"
Strafrechtelijk verleden
Uit de wet (artikel 7:928 lid 5 BW) volgt dat een verzekeraar mag informeren naar het strafrechtelijk verleden van verzekeringnemer of van derden, medebelanghebbenden bij de verzekering. Er moet wel nadrukkelijk naar worden gevraagd. Een verzekeringnemer hoeft dit niet spontaan te melden.
Een strafrechtelijk verleden is niet beperkt tot alleen veroordelingen. Uit eerdere jurisprudentie blijkt ook dat andere feiten of omstandigheden in de strafrechtelijke sfeer hier onder vallen, zoals een verdenking van een strafbaar feit. De wetgever bepaalt dat de vraag ‘in niet voor misverstand vatbare termen’ moet worden gesteld. Anders gezegd, uit de vraag moet exact blijken wat voor de verzekeraar van belang is en voor wie deze vraag precies bedoeld is. De term ‘andere belanghebbenden bij deze verzekering', moet worden uitgelegd, zowel bij particuliere als bij zakelijke aanvragen.
Met andere belanghebbenden bedoelen we bijvoorbeeld de regelmatig bestuurder of andere gezinsleden/huisgenoten die meeverzekerd worden. Bij Zakelijk is de kring vaak als volgt omschreven:
· De statutair directeur(en) en eigena(a)r(en) van uw bedrijven of rechtspersonen;
· Alle bestuursleden van uw vereniging of Stichting;
· Alle vennoten of firmanten van uw Vennootschap onder Firma of uw CommanditaireVennootschap;
· Alle maten van uw Maatschap;
· Vestigingsmanager/ filiaalhouder (feitelijk leidinggevende).
Vragen naar het strafrechtelijk verleden mag volgens de wet maar tot 8 jaar terug. Deze termijn is gebaseerd op de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Je hoort nog wel eens dat een vraag naar het strafrechtelijk verleden een te grote inbreuk zou vormen op de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager. Volgens de Hoge Raad kan deze vraag echter wel gesteld worden. Het is namelijk geen beperking van de rechtstreekse werking van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en ook geen beperking vanuit de genoemde Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Het waarborgen van de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager zit vooral in de opvolging, zorgvuldige beoordeling en terugkoppeling aan betrokkene.
Zeg waar het op staat In de praktijk worden schadeverzekeringen gesloten op basis van een (digitaal) aanvraagformulier. Het is van belang om in het aanvraagformulier die vragen te stellen die nodig zijn om het risico te beoordelen. Want de spontane mededelingsplicht die de wet voorschrijft, geldt niet als de verzekering wordt gesloten op basis van een vragenlijst (het aanvraagformulier met slotvragen). Worden vragen niet beantwoord? Dan kan de verzekeraar er later niet op terugkomen als de aanvraag is geaccepteerd.
Een open vraag - zoals ‘heeft u nog iets mee te delen dat van belang is’ - heeft ook weinig juridische waarde als deze vraag niet of onvolledig is ingevuld (afgezien van opzet tot misleiding). Wat de aanvrager wel meedeelt, kan natuurlijk worden meegenomen in de risicobeoordeling. Om die reden zien we in de praktijk dat deze vraag toch wordt gesteld.
Om de impact en effectiviteit van de communicatie over fraude te verbeteren, is het van belang om de boodschap meerdere malen en op verschillende manieren aan te bieden. Zoals bijvoorbeeld een waarschuwing aan het begin en einde van het aanvraagformulier. De boodschap moet helder zijn en om die reden zou een aanvraagformulier altijd moeten beginnen met een waarschuwing:
‘Ik ben ermee bekend dat als ik de vragen opzettelijk niet volledig of niet naar waarheid beantwoord, dit kan betekenen dat de verzekering wordt geweigerd, dat ik in geval van schade geen uitkering krijg of geen aanspraak kan maken op rechtsbijstand. En dat andere maatregelen kunnen worden genomen, zoals opname van mijn persoonsgegevens in een waarschuwingssysteem.'
Als de aanvrager het hele aanvraagformulier heeft doorlopen is het belangrijk dat hij verklaart dat hij de inhoud heeft begrepen en dat de antwoorden op de vragen juist en volledig zijn. En dat de aanvrager bekend is wat de gevolgen zijn als de vragen niet volledig of niet naar waarheid zijn beantwoord. Zo wordt de kans op fraude verkleind.
"Om de impact en effectiviteit van de communicatie over fraude te verbeteren, is het van belang om de boodschap meerdere malen en op verschillende manieren aan te bieden"
Klip en klaar Als een adviseur het formulier voor de klant invult moet deze ‘aannames’ achterwege laten. De antwoorden moeten klip en klaar zijn om te voorkomen dat de klant geen uitkering krijgt wegens schending van zijn mededelingsplicht en een EVR registratie krijgt. Nog beter is het als de klant zelf de slotvragen invult. Dat kan veel misverstanden achteraf voorkomen. Als de antwoorden niet duidelijk genoeg zijn, moet de gevolmachtigde doorvragen om zijn rechten niet te verspelen. Zoals gezegd kan hij er niet op terugkomen als de aanvraag eenmaal is geaccepteerd op basis van halve of gebrekkige informatie.
Een adviseur kan het aanvraagformulier overigens ook digitaal inrichten via zijn eigen website.
Uniforme set slotvragen haalbaar? Het is bekend dat bij gevolmachtigden de aanvraagstraat op een uniforme wijze is ingericht met eigen vragenformulieren/slotvragen. Terwijl verzekeraars vaak eigen wensen hebben waaraan het aanvraagformulier of de slotvragen moeten voldoen.
Met name op het onderdeel slotvragen is de wens geuit door verzekeraars om daar uniforme teksten voor te hanteren zodat de gevolmachtigde één set in zijn intermediaire aanvraagstraat kan inrichten. De vraagstelling in de slotvragen is non concurrentieel maar het is aan het beleid van verzekeraars hoe vervolgens met de antwoorden moet worden omgegaan. Voorafgaand aan deze aanvraagstraat speelt zich het adviestraject af tussen klant en adviseur. In die fase worden de slotvragen door de adviseur aan de klant gesteld. De uniforme teksten moeten dus beide fases omvatten om zo een uniform en consistent proces te creëren.
Een werkgroep vanuit het Verbond van Verzekeraars en de NVGA is bezig met de uitwerking van een uniforme set slotvragen voor zowel particuliere als zakelijke schadeverzekeringen. Uitdaging daarbij is om de balans te vinden in duidelijkheid en leesbaarheid enerzijds en anderzijds de wens om de inhoud juridisch sluitend te laten zijn.
Tot slot Is er sprake van het niet voldoen aan de aan de mededelingsplicht, opzettelijke misleiding van een financiële instelling of een strafrechtelijk verleden? Draag de aanvraag dan conform de gebruikelijke route over aan Speciale Zaken van a.s.r.

Jan de Jongh
Jan de Jongh is na zijn rechtenstudie sinds 1989 werkzaam bij (de rechtsvoorgangers) van a.s.r. in diverse functies. Momenteel is hij werkzaam als senior jurist in het team Juridische Zaken Schade en is hij onder andere legal advisor voor het management. Hiervoor werkte Jan met name als schadejurist op het gebied van (beroeps)aansprakelijkheid en CAR. Vanuit zijn huidige rol verzorgt Jan regelmatig interne en externe trainingen met verzekeringsrechtelijke raakvlakken voor schadebehandelaren, adviseurs of gevolmachtigden. Jan is ook actief bij het Verbond van Verzekeraars, lid van de Geschillencommissie schadeverzekeraars en hij werkt mee aan diverse publicaties, themadagen en kennissessies.
Artikel 7:928 lid 1 BW
De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen.
Artikel 7:928 lid 5 BW
De verzekeringnemer is slechts verplicht feiten mede te delen omtrent zijn strafrechtelijk verleden of omtrent dat van derden, voor zover zij zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.
Een van de normen uit het Protocol Verzekeraars & Criminaliteit
Wij zorgen er voor dat formulieren en dialogen (fysiek, digitaal of webbased) voor het aanvragen van verzekeringen of van vergoedingen/uitkeringen altijd als ‘geschrift met bewijsbestemming’ kunnen dienen.
In dit kader stellen wij de aanvrager een aantal start- of slotvragen om een expliciete verklaring te verkrijgen dat de opgave op waarheid berust.